- Ongeveer 70 procent van de werkende Nederlanders verdient meer dan twee jaar geleden, zo blijkt uit onderzoek van Intermediair en Nyenrode Business Universiteit.
- Toch lukt het 1 op de 7 werkenden niet om de gestegen kosten te dekken.
- 29 procent van de lager opgeleiden komt niet rond en bijna een kwart van hen heeft geen financiële buffer om tegenvallers te kunnen opvangen.
- Lees ook: Lonen stijgen veel harder dan de inflatie: plus 6,1% in derde kwartaal
Een op de zeven werkende Nederlanders houdt aan het eind van het salaris nog een stukje maand over. Dat melden Intermediair en de Nyenrode Business Universiteit op basis van tweejaarlijks onderzoek. Hoewel 70 procent van 23.000 deelnemers aan het onderzoek een loonstijging heeft gehad, verdient 13 procent niet genoeg om de gestegen kosten te kunnen dekken.
Relatief meer vrouwen dan mannen komen geld tekort. Ook komt dit probleem vaker voor bij lager opgeleiden dan bij hoger opgeleiden.
Zo’n 70 procent van de respondenten zegt er in de afgelopen twee jaar in salaris op vooruit te zijn gegaan. Dat is in vergelijking met 2021 een toename van 30 procent. Een salarisverhoging komt vaker voor bij een vast contract dan bij een tijdelijk contract. Ook hoogopgeleide medewerkers met een voltooide opleiding kregen er relatief vaker wat bij dan lager opgeleiden.
55-plussers gingen er het minst op vooruit qua salaris
Jongere werknemers, tot 35 jaar, hebben naar verhouding de grootste salarissprong gemaakt. 55-plussers zijn er juist het minst op vooruit gegaan. Dat komt omdat zij vaak aan het einde van hun loonschaal zitten, waardoor er minder ruimte is om het salaris op te trekken. “Er blijft dan voor hen vaak alleen maar de inflatiecorrectie over”, licht hoogleraar psychologie Jaap van Muijen aan Nyenrode Business Universiteit toe in een persbericht.
Volgens hem komt 29 procent van de lager opgeleiden niet rond met zijn salaris en heeft bijna een kwart geen buffer om financiële tegenvallers op te vangen.
Ook Nederlanders met een hoger opleidingsniveau hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Van de hoger opgeleiden zegt één op de tien elke maand geld tekort te komen. Van de middelbaar opgeleiden is dat een op de vijf.
10% van de werkenden heeft geen spaargeld
Een op de tien deelnemers aan het onderzoek heeft geen spaargeld. Ook dit zijn vooral lager opgeleiden: van deze groep heeft 23 procent een lege spaarrekening, tegen 5 procent van de hoger opgeleiden.
Volgens Van Muijen zijn mensen met een tijdelijk contract, vaak met een lagere opleiding, bijzonder kwetsbaar. Hieronder vallen relatief vaker vrouwen dan mannen.
Opvallend is verder dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de afgelopen twee jaar groter is geworden. Dat gaat in tegen de trend waar eerder juist grote stappen werden gezet in gelijke beloning. Het verschil in salaris tussen mannen en vrouwen bedraagt nu gemiddeld 7,4 procent. In 2021 was dat nog 5 procent.
Hierin zijn grote verschillen tussen provincies. Flevoland (13,4 procent), Overijssel (13,4 procent) en Drenthe (8,5 procent) springen er in dit opzicht in negatieve zin uit. De loonkloof is het kleinst in Groningen (2,8 procent) en Friesland (3,0 procent).
Verder maken drie keer zoveel mannen gebruik van een auto van de zaak als vrouwen, terwijl vrouwen juist vaker een dertiende maand krijgen. Dat komt volgens de onderzoekers omdat mannen relatief vaker bij bedrijven werken dan vrouwen.
Ook blijkt dat medewerkers in de non-profitsector gemiddeld 7,1 procent meer verdienen dan medewerkers bij bedrijven. Kijk je daarnaast naar de opleiding die iemand heeft genoten, dan worden de verschillen nog groter.